Huidige behandeling van pancreaskanker
De meest voorkomende vorm van pancreaskanker (90%) is een ductaal adenocarcinoom en ontstaat in de afvoerbuisjes van de pancreas.
Een chirurgische ingreep waarbij de tumor wordt verwijderd, de zogenaamde Whipple-operatie, levert over het algemeent het beste resultaat bij deze vorm van kanker. Aansluitend wordt vaak chemotherapie gegeven om de kans op terugkeer van de ziekte te verkleinen.
De ziekte moet in een relatief vroeg stadium worden ontdekt om een chirurgische ingreep mogelijk te maken. Helaas wordt pancreas kanker bij slechts 15-20% de patiënten in een vroeg stadium vastgesteld. Daarom komen de meeste patiënten niet in aanmerking voor een operatie. Voor deze patiënten wordt meestal chemotherapie voorgeschreven.
Chemotherapie is een kankerbehandeling die gebruik maakt van medicatie die kankercellen doodt en/of hun groei beperkt. Als eerste wordt gekeken of FOLFIRINOX (een combinatie van 4 verschillende stoffen) kan worden gegeven. Hiervoor is een goede algemene toestand van de patiënt nodig. Patiënten met een minder gunstige algemene toestand krijgen meestal de combinatie van gemcitabine en Abraxane.
Helaas kan chemotherapie ook bijwerkingen veroorzaken. De bijwerkingen kunnen variëren van mild tot ernstig en kunnen van patiënt tot patiënt verschillen. De meest voorkomende bijwerkingen van bovenstaande chemotherapieën zijn:
Radiotherapie is een andere mogelijke behandeling. Bij radiotherapie wordt gebruik gemaakt van straling om kankercellen te vernietigen. De straling beschadigt het DNA van de kankercellen, waardoor ze niet meer kunnen delen en uiteindelijk sterven.
Bij pancreaskanker wordt radiotherapie meestal gebruikt als palliatieve behandeling om de symptomen te verlichten en de kwaliteit van leven van de patiënt te verbeteren.
Bijwerkingen van radiotherapie kunnen onder meer vermoeidheid, misselijkheid, diarree en huidreacties zijn. Deze bijwerkingen zijn meestal tijdelijk en verdwijnen na afloop van de behandeling.
In de komende jaren zullen er naar verwachting meer behandelingsopties beschikbaar komen, waaronder mogelijk ook combinaties van verschillende behandelingen.
Nieuwe therapieën in kankeronderzoek richten zich op de omringende micro-omgeving van de kankercellen, zoals immunotherapie en ‘gerichte’ therapie.
Bij immuuntherapie wordt het eigen immuunsysteem van de patiënt gebruikt om de kanker aan te vallen. De resultaten van klinische studies met immuuntherapie bij een ductaal adenocarcinoom zijn echter nog niet overtuigend genoeg en meer onderzoek is nodig om de effectiviteit ervan te bepalen.
Een andere nieuwe behandelingsoptie is gerichte therapie. Daarbij worden medicijnen gebruikt om specifieke mutaties in de kankercellen aan te vallen. Dit kan effectief zijn bij patiënten met specifieke genetische afwijkingen in de tumor, echter komen deze mutaties niet heel erg veel voor bij pancreaskankerpatiënten (5%).
Olaparib is een voorbeeld van een gerichte therapie (medicijn) dat wordt gebruikt bij ductaal adenocarcinoom. De bijwerkingen van Olaparib zijn onder andere misselijkheid en braken, vermoeidheid en veranderingen in bloedwaarden.
Ten slotte wordt er momenteel ook veel onderzoek gedaan naar de rol van nanotechnologie bij de behandeling van een ductaal adenocarcinoom. Nanodeeltjes kunnen medicijnen op een gerichte manier afleveren in de tumor, waardoor de effectiviteit van de behandeling vergroot en de bijwerkingen verminderen.
In de komende jaren zullen er naar verwachting meer behandelingsopties beschikbaar komen, waaronder mogelijk ook combinaties van verschillende behandelingen.
Het is belangrijk dat patiënten en hun artsen zich bewust zijn van de verschillende opties en de verwachte effectiviteit en bijwerkingen, zodat samen de beste behandeling kan worden gekozen.